Maarten Zweers (1948) is een Delfts ingenieur.
In zijn middelbare schooltijd was hij leerling van de componist Jan van Vlijmen.
In zijn studententijd studeerde hij naast Weg- en Waterbouwkunde aan de TU te Delft zang, was lid van de operaklas van het Utrechts conservatorium en maakte enkele jaren deel uit van het koor van de Nederlandse Opera.
Na een korte tijd als ingenieur te hebben gewerkt, trad hij in dienst bij het Haagse experimentele Hot-theater.
Op 30-jarige leeftijd werd hij directeur van de Twentse Schouwburg te Enschede. Die functie heeft hij 10 jaar vervuld.
In diezelfde tijd was hij in de zomermaanden in de leer als theaterbelichter en lichtontwerper bij de Canadese belichter Michael Whitfield bij het operahuis van Toronto en het Stradfort Shakespeare Festival in Canada.
Bij Rob van Rijn volgde hij korte tijd pantomime lessen.
Tijdens zijn directeurschap van de Twentse Schouwburg is Maarten Zweers – voorafgaande aan voorstellingen van moeilijk toegankelijke werken – inleidende voordrachten gaan houden in zijn eigen theater. Al snel werd hij door collega’s uitgenodigd om ook in hun theaters zijn voordrachten te geven.
In die tijd heeft hij enerzijds een groot repertoire opgebouwd, anderzijds zich steeds meer in de esoterie verdiept. Daarbij ontdekte hij hoe de esoterie – in tegenstelling tot wat velen denken – volstrekt voldoet aan het logische, abstracte denken, dat voor Maarten Zweers garant staat voor waarheid. Hij ontdekte ook hoe die gedachtenwereld in alle grote symbolische verhalen van onze cultuur in de symboliek van woord, toneelbeeld en muziek terug te vinden is. En hij ontdekte hoe al deze verhalen – en dus de denkwereld van onze grootste dichters en componisten – overal en altijd met elkaar in harmonie zijn. Shakespeare, Mozart, Wagner en Von Hofmannsthal putten uit dezelfde bron, ondanks de verschillende tijden waarin ze leefden. Het werd hem steeds duidelijker dat juist de meest veelzeggende theaterwerken van onze cultuur het meest voor het bewustzijn van het publiek gesloten zijn. Immers, wie is thuis in de mystieke, esoterische gedachtenwereld en wie verstaat de taal der symbolen?
Die ontdekkingen brachten Maarten Zweers ertoe om in 1988 de Twentse Schouwburg te verlaten en zich als zelfstandig ondernemer te vestigen. Zijn doel werd in analyses en voordrachten het goud van de mooiste (muziek)dramatische werken van onze cultuur bloot te leggen door licht te werpen op de esoterische gedachtenwereld en de symbolentaal. In de praktijk werden dat vooral analyses van opera’s van Mozart, Beethoven, Wagner, Strauss, toneelstukken van Shakespeare en symfonieën van Mozart, Beethoven en Bruckner.
Door de enorme samenhang tussen al deze werken bleek het vervolgens mogelijk algemene levensbeschouwelijke thema’s in de vorm van muzikale collages te presenteren. Zo is het merendeel van Maartens voordrachten tegenwoordig niet meer gericht op één bepaald theaterwerk, maar op een levensbeschouwelijk thema, dat in allerlei aspecten treffend kan worden verduidelijkt en verlevendigd door muzikale fragmenten uit verschillende werken van verschillende componisten. De CD-boek-cassettes Hermes herboren, Orfeo’s nieuwe Lied en Het Paard van Troje, toen en nu zijn hiervan goede voorbeelden.
De dirigenten Sergiù Celibidache – als leermeester tijdens zijn ‘beruchte’ cursussen – en Taijiro Iimori, o.a. artistiek directeur van de Nationale Opera van Japan – als vriend en geestverwant – hebben hem in hoge mate geïnspireerd.
De esoterisch symbolische benadering van de grote muziekdramatische werken maakt de analyses van Maarten Zweers anders dan de bestaande literatuur en legt heel veel tot op heden verborgen levenswijsheid in deze werken bloot. De musicoloog en esotericus Friedrich Oberkogler beschouwt hij daarin als zijn enige voorganger. Dat maakt het werk van Maarten Zweers veelzeggend en uniek.